Dit is wat de British Motor Corporation (BMC) dacht aan het eind van de jaren 50 wanneer het Mini project begon. In deze tijd zijn er nog geen echte kleine auto's. De Suez-crisis, met het daarop volgende tekort van brandstof, creëert de vraag naar een brandstof-economische auto. Duitsland is de eerste leverancier, met de introductie van de zo genaamde 'Bubble Car' (autootje met doorzichtig (plastiek) kap). Kleine motorachtige auto's, meeste van deze zijn driewielers. Sir Leonard Lord, hoofd van BMC, kan het niet uitstaan. Hij heeft de opdracht voor de ontwikkeling van een kleine Engelse auto, wat groot genoeg was om 4 mensen te vervoeren en kleiner moest zijn dan een Morris Minor en de Austin A35, de huidige BMC modellen. Alec Issigonis kreeg de baan om deze auto te creëren. Hij had al een bewezen baan-record als de ontwerper van de Morris Minor. een ander vereiste is dat hij een bestaande motor van BMC moet gebruiken. De geteste, maar wat oudere A-serie motor van Austin voldeed aan de eisen. Hij plaatste de motor dwars met voorwielaandrijving. |
AutoCar & Motor Magazine concludeerd: "Nadenkend is het grootte een opmerkelijke ruimte binnen, een goede prijs-kwaliteit verhouding en levendige prestaties". Mini is verschenen in twee verschillende uitvoeringen: de Morris Mini Minor en de Austin Zeven.
Beide auto's zijn, identiek behalve sommige schoonheidsonderdelen, maar onderscheidingstekens zijn zeer populair in die dagen. Mini heeft alle soorten eigenschappen wat het van andere auto's van de tijd verschillend maakt; snelheidsmeter wordt centraal geplaatst, gaspedaal op de vloer, grote zijzakken die 9 flessen kunnen houden - Mini heeft glijdende ramen, dit bespaart ruimte in de binnenkant van de deur.
De deuren worden geopend met een leerkoord. Dit drukt de kosten, volgens BMC. In de Porsche modellen van 1973 en 1991 word hetzelfde systeem gebruikt, maar dit is dan om gewicht te verminderen. |
Peter Sellers koopt een Mini en ook de Beatles Charles Aznavour, Koning Hussain van Jordanië, Dudley Moore en Steve McQueen. Koningin Elizabeth wordt voorgesteld zittend in de Mini, aangezien zij gereden is door Issigonis voor een testrit. Issigonis maakt voor Enzo Ferrari een speciale Mini, maar hij stuurt deze terug. Het stuur zit aan de verkeerde kant, zegt de italiaan. Een andere is naar hem toegestuurt en hij koopt nog twee andere. Wanneer er gevraagt wordt wat hij over de Mini denkt antwoord hij: "Ik racede door de bergen". Behalve het status-aspect zijn er ook praktische redenen om een Mini te kopen. De Mini is zeer zuinig met brandstof, is makkelijk te parkeren en stuurt goed. De verhou-ding tussen de grootte en de ruimte in de auto zelf is opmerkelijk. Maar het sportieve uiterlijk verkoopt zeer goed. Zijn topsnelheid is 115km/h, wat niet slecht is voor een auto met 34bhp. Bijna direct na de introductie van de Mini, springen tuning-maatschappijen erop. Issigonis houd hier niet van, omdat 34bhp meer dan genoeg is voor een 600 kilo zware auto die hij heeft bedacht. |
De Mini's uit de film "The Italian Job" |
Dit in antwoord op de Ford Cortina GT, maar Mini Cooper S rijden de grotere, zwaardere auto's eruit. De Cooper variant doet het zo goed, dat BMC beslist om een speciaal rally-team te beginnen. De Mini wint zijn eerste rally in 1963, maar de Monte Carlo Rally is de rally om te winnen. In 1964 wint Mini (33 EJB) met bestuurder Padpy Hopkirk de Monte Carlo Rally. Dit herhaalt zich in 1965, 66 en 67. In de jaren 1965, 66 en 67 wint Mini 22 overwinningen in belangrijke internationale rally's. Van deze overwinningen wint Rauno Aaltonen er 8. In 1994 verscheen Paddy Hopkirk opnieuw aan de start van de Monte Carlo Rally, dit keer met een nieuwe Cooper maar wel met hetzelfde startnummer: 37.
Issigonis zit niet stil. Hij ontwerpt auto's om het succes van de Mini te versterken. In 1960 wordt de Mini bestelwagen geïntroduceert, gevolgt door de stationwagen genoemd de Morris Mini Traveller of de Austin Seven Countryman. Deze varianten hebben houten panelen aan de zijkanten van de auto. een pick-up versie wordt geïntroduceert in 1961 en is zeer populair bij landbouwers. De brandweer en de Koninklijke Post maken ook gebruik van deze Mini. De Mini is globaal zeer populair bij de regering, de politie koopt honderden Mini's als serveillance-auto's.
|
Één van de laatste mini-klonen is de Mini Moke, die in 1964 verschijnt. Deze Mini is oorspronkelijk ontworpen voor het leger. Hij moest licht zijn en een landing met een parachut moeten kunnen overleven. Maar het werkte niet. De banden zijn te klein en alleen voorwielaandrijving is niet genoeg voor het terrein waar hij voor ontworpen is. Het zou een stille dood worden als het publiek het niet opgepakt zou hebben. Het bleek een uitstekende export auto die in badplaatsen als Nice in Frankrijk wordt gebruikt. Brigitte Bardot rijd er in één en noemt het haar 'petit Anglais'. Amerika en vooral Australië kopen de auto massaal in. In 1968 wordt de productie verplaatst naar Australië, om zo de productie-capaciteit te maximaliseren.
Publiciteit foto, in de recente jaren 60 |
De Mini wordt ook in andere landen geproduceerd. Ze worden geproduceerd in België in Seneffe en in Innocenti in Milaan. Britisch Leyland koopt de fabriek voor 3 miljoen pond, nadat de eigenaar Innocenti is overleden. De Mini's van Innocenti zijn niet bekend om hun kwaliteit, omdat ze gerecycled staal voor de productie gebruiken. Deze roesten nog sneller. De Innocenti fabriek bouwt een nieuwe body voor de Mini, dat door Bertone ontworpen is, gebruik makend van de Mini structuur. Deze Mini's verschijnen op de markt als de Innocenti 90 of 120. De Tomaso introduceert een Italiaanse opvolger van de Mini Cooper in 1976. Deze heeft een topsnelheid van 160km/h met een 1275cc motor die 74bhp produceert. Het is een modern design en kan in elke kleur geleverd worden, zolang het rustbrown is. Technisch blijft de Mini verbeteren. De Riley en Wolseley hebben de zogenaamde hydrolische vering die van de Austin en Morris 1100 gekopieërd zijn. De vloeistof wordt opgeslagen in rubber kegels wat in een comfortabelere rit resulteert. BMC keurt dit goed en de droge vering verdwijnt, maar slechts voor een paar jaar. |
In 1965, het jaar waarin de 1 miljoenste Mini van de band rolt, BMC introduceert de automatische 4 versnellingen versnellingsbak. Het systeem is slim, maar het werkt niet goed. Wanneer er een snelle bocht wordt genomen springt de olie naar één kant, wat resulteert dat de motor in het rode gebied komt. Verschillende aanpassingen worden gedaan om het goed te krijgen. Alleen in 1967, krijgt de normale Mini naast een 848cc motor een 998cc motor, ook krijgt deze ook een synchroniser op de eerste versnelling. In 1967, wordt de Mark II geïntroduceerd.
Ondanks het feit dat de Mini buitengewoon goed verkoopt (318.475 worden er alleen in 1971 verkocht, de 3 miljoenste komt uit de fabriek in 1972). British Leyland voorziet het eind van de Mini. Issigonis heeft in 1968 een opvolger ontworpen, de 9x wat een hatchback is. Dit project wordt afgebroken vanwege het gebrek aan geld. Ford en VW scoren goed met vergelijkbare ontwerpen in latere jaren. In 1969, wordt een compromis-model geïntroduceerd: de Mini Clubman. De Clubman, die gelijktijdig de Elf, Hornet en Cooper vervangt, heeft de wijzerplaten achter het stuur. De MiniClubman Estate vervangt de Countryman en de Traveller. Standaard heeft de Clubman een 998cc motor. |
De complete productie van Mini is overgebracht naar Longbridge, om de Cowley-fabriek vrij te maken voor de Austin Maxi en de Morris Marina. John Cooper krijgt nog steeds twee pond voor elke Cooper die verkocht wordt, daarom beslist Britisch Leyland in 1971 de Mini Cooper uit de productie te halen. In de jaren '70 blijft Britisch Leyland het proberen om een opvolger te vinden. Na een aantal mislukkingen wordt de Austin Mini Metro geïntroduceerd in 1980. Oorspronkelijk was de bedoeling om de Mini te vervangen, maar toch wordt hij naast de Mini geproduceerd. Technisch lijkt de Metro op de Mini, maar optisch zijn deze voledig verschillend. Toch verkoopt het niet. Tegen 1980 wordt de Clubman de vervanging van de Cooper en de Clubman 1275GT uit de productie gehaald, net als de Pick up, Estate en de Mini Van in 1982. Dit verlaat alleen de originele Mini. Vanaf 1979 alleen met een 998cc motor.
De recente jaren '70 en '80 zien een regelmatige daling in de Mini verkoop en de productie. De Mini ziet een stevige concurrentie tegemoet. Om de Mini weer in trek te krijgen produceren British Leyland en later Austin Rover speciale uitgave's van de Mini. Technisch zijn deze Mini's niet verschillend van de oude, maar hebben slechts kosmetische veranderingen, zoals kleur en interieur. Dit werkt tot op zekere hoogte, maar nog lijkt het erop dat de dagen van de Mini over zijn. Rover doet een study om te bepalen wat de gemiddelde Mini rijder is. Deze bestaat niet. Mini's worden het meest gekocht door vrouwen, 70%. Volgens de Rover groep zijn 56% van de bestuurders gehuwd, 13% jonger dan 24 en 16% ouder dan 65. De Mini wordt het meest gebruikt als tweede auto die in de stad moet worden gebruikt. 76% van de Mini bestuurders heeft eerder een Rover gereden.
De Mini is een klassieker geworden samen met de Volkswagen Kever en de Citroën 2CV. Niet meer dan in Japan, waar ze absoluut gek van deze auto's zijn. In 1991, werden nergens anders meer Mini's verkocht dan in Japan, zelfs niet in Engeland. De vraag van Japan groeide zeer sterk voor de Mini Cooper. |